Column Burn-Out: Ja, paniek hoort erbij
Doortje is 35, getrouwd met haar man en gelukkig met haar job achter de schermen bij een bank. Ze geniet van sport en spel, van vrienden en familie, van buitenzijn en dansen. Begin juli 2017 bereikt ze echter haar limiet. Doortje krijgt een burn-out en herstelt momenteel met vallen en opstaan. Haar verhaal volg je in deze column.

Als ik spreek over mijn burn-out, valt het me op dat de slag van de hamer steeds ter sprake komt. Het moment waarop je instort, je voeten en handen niet meer bewegen en de slaap het leven overneemt. Dit is een duidelijk herkenbaar punt, voor mezelf en voor mijn gesprekspartner. Maar er gebeurt meer. Die mokerslag is voorafgegaan door een maanden- en jarenlang proces van over mijn grenzen gaan, over mijn twijfels springen, het beste van mezelf geven en het slechtste voor mezelf zorgen. Vandaag schrijf ik over de maanden na de mokerslag, over de opgehoopte etter die uit de wonde spuit. Angstaanvallen zijn zeer ingrijpend voor mijn gevoelsleven en mijn zelfvertrouwen. Vermoedelijk word er daarom minder over gesproken. Toch: als je aanvaardt dat extreme angst erbij hoort, vermindert dat oerslechte gevoel.
Maand een: ik ben doodmoe en leg me buiten neer. De zon schijnt, maar het licht is te fel voor mijn ogen. Het is een stralende dag voor een plons in het zwembad en een muziekje op de achtergrond. Dit genot uit de buurt komt bij mij binnen als een donderslag. Mijn hoofd slaat op hol, ik keer naar binnen. Binnen vind ik een rustig plekje op de zetel. Ik sluit mijn ogen. Ik open ze niet als ook binnen geluid te horen is. Mijn man geniet van zijn vrije dag en speelt muziek. Dat is zijn hobby, ik gun hem deze hobby met heel mijn hart. Uit mijn hart vloeien tranen, mijn ogen doen mee. Ik loop naar de gang waar ik me neerhurk in een bolletje in de hoop daar een plekje te vinden waar geen prikkel me raken kan. Het lukt me niet. Paniek neemt over. Ik snik, ik huil, ik smoor mijn roepen en kreten in een dekentje waaronder ik me verstop. Het gaat niet. Een uur lang wieg ik mezelf heen en weer in de hoop rustig te worden. Mijn hoofd loopt over.
Het is drie maanden geleden sinds ik stopte met door te gaan. Mijn vermoeidheid is sterk afgenomen en ik onderneem met plezier dingen in gezelschap. Vandaag ben ik er twee keer op uit geweest zonder rust tussenin. Die rust is niet meer nodig om te slapen, maar wel om de opgedane indrukken te verwerken. Vandaag vond ik rust overbodig, want ik voelde me goed. ’s Avond ga ik tevreden slapen. Om drie uur word ik wakker. De gesprekken van de voorgaande dag komen naar boven en draaien in mijn hoofd niet wetend hoe ze kunnen ontsnappen. Oh jee, ik moet slapen! Niet weer slapeloos zijn. Ik maak mezelf gek, neem mijn knuffel vast om troost te vinden. Het lukt niet. Ik ben in paniek. Zo rationeel als ik zijn kan, zo irrationeel ben ik nu. Ik draai mezelf op van de angst voor wat komen zal. Ik draai mezelf op van het verdriet over wat er gebeurd is. Ik vind geen rust en huil de wereld bijeen.
Vijf maanden na datum weet ik dat paniekmomenten bij een burn-out horen. Paniek moet ik niet bevechten, hoewel dit soms mijn enige reactie is. Gelukkig heb ik een geweldige man die een arm om me vouwt en me toefluistert dat het goed komt. Hij herinnert me eraan dat dit nu gewoon zo is. Ik mag boos en verdrietig zijn, maar kan er niets aan doen. Ik moet er niets aan doen en leer een arm om mezelf te slaan. De dag nadien leeg ik mijn agenda voor de komende dagen.
En zo verkleint neemt mijn angst voor de angst, zonder deze vol overgave te bestrijden.