Iedereen (een beetje) narcist: waarom zelfverheerlijking alledaagser is dan we denken
Zelfbewondering is een ziekte van deze tijd. Kinderen leren van jongs af te schitteren, volwassenen delen selfies bij de vleet. En dat is allemaal niet zo onschuldig als het lijkt, want volgens experts leven we in een kweekvijver voor narcisme. Tja, het is moeilijk bescheiden te blijven, wanneer je zo goed bent als ik.

Files. Wij, Belgen, kennen ze als geen ander. En de ergernis die erbij hoort. Waarom rijdt die ene voorligger zo traag? En wat doen al die vrachtwagens op de baan in de spits? Om nog maar te zwijgen van de auto’s met een buitenlandse nummerplaat, duidelijk op weg naar hun vakantiebestemming. ‘Is het je ooit opgevallen’, vroeg de Amerikaanse komiek George Carlin eens, ‘dat iedereen die langzamer rijdt dan jij een idioot is, en iedereen die sneller rijdt dan jij een maniak?’ Wie het aandurft, geeft grif toe dat die gedachte te pas en te onpas achter het stuur opduikt.
Zero-sumprincipe
En de rest liegt. Iedereen voelt zich namelijk weleens beter dan een ander, stelt ontwikkelingspsycholoog Eddie Brummelman, verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. Sinds 2010 doet hij onderzoek naar narcisme en zelfwaardering. Recent bundelde hij zijn bevindingen in Bewonder mij: Overleven in een narcistische wereld. Opmerkelijk is dat Brummelman een onderscheid maakt tussen narcisme als zeldzame persoonlijkheidsstoornis – zo’n zes procent van de bevolking zou hieraan lijden – en ‘dagelijks’ narcisme, oftewel narcisme als persoonlijkheidstrek. Dat laatste bezit iedereen dus, in meer of mindere mate. ‘Narcisme is net zo des mensen als pakweg verlegenheid. Een blos op je wangen, met je mond vol tanden staan of niet uit je woorden raken: iedereen kent het. Dat mensen dus af en toe de neiging hebben om zichzelf als belangrijker in te schatten dan een ander, is normaal. Maar iemand met een narcistische persoonlijkheid loopt altijd met die gedachte rond. Hij voelt zich constant verheven boven iedereen en redeneert volgens het zero-sumprincipe: er kan er maar één de
beste zijn.’
De sociale media noemen Brummelman geen oorzaak, wel een symptoom: doorgaans posten narcisten vaker iets, laten ze zich positiever uit over zichzelf en hebben ze meer online vrienden. Want hoe groter het netwerk, hoe meer kans op reactie. Narcisten zouden opvallend vaker selfies plaatsen: een like krijgen activeert namelijk dezelfde beloningscentra in je hersenen als een compliment. Volgens wetenschappelijke studies zou zo’n narcistische persoonlijkheidsstoornis bij een op de twintig mensen voorkomen, wat de kans groter maakt dat je er eentje kent (of bent).
Mannen versus vrouwen
Als de ontwikkelingspsycholoog het over mensen met narcisme heeft, spreekt hij vaker in de hij- dan in de zij-vorm. Daar heeft hij een gegronde reden voor: mannen hebben over het algemeen meer narcistische trekken dan vrouwen. Waarom moet nog verder onderzocht worden. ‘Dat meisjes en jongens nog altijd anders opgevoed worden, verklaart het fenomeen zeker gedeeltelijk’, legt seksuologe en psychologe Goedele Liekens uit. ‘Vrouwen worden al van kinds af op het belang van empathie gewezen. Ze kunnen ook beter niet in te positieve termen over zichzelf spreken, willen ze niet als ‘omhooggevallen bitch’ bestempeld worden. Voor jongens is het meer sociaal aanvaard om ad rem of zelfs arrogant te zijn.’ Ook Brummelman wijst op de invloed van opvoeding: veel ouders wakkeren onbedoeld en ongewild narcistische trekjes aan bij hun kinderen. ‘Narcisme is deels erfelijk. Onderzoek toont aan dat kleuters die graag in het middelpunt van de belangstelling staan, snel boos worden en impulsief zijn en later vaker een narcistische persoonlijkheid ontwikkelen dan leeftijdsgenootjes die zich meer op de achtergrond houden. Toch wordt niemand als een narcist geboren. Pas vanaf hun zevende bezitten kinderen de cognitieve vaardigheden om zo’n narcistisch zelfbeeld te vormen. Pas dan zijn ze in staat om een globaal oordeel over zichzelf te vellen en af te toetsen hoe ze zich precies verhouden tot andere kinderen: ‘ik ben daar beter in dan hij
of zij’.’
Het ene compliment te veel
Daarom heeft opvoeding zo’n grote invloed: vanaf die leeftijd is het mogelijk om narcisme te stimuleren, legt de ontwikkelingspsycholoog uit. En dat gebeurt vaker dan we denken. ‘In de Verenigde Staten van de jaren zeventig zagen ze zelfwaardering als dé oplossing voor alle samenlevingsproblemen. Tienerzwangerschappen, onderpresteren op school, angst, depressie, geweld: als we jongeren vanaf heel jonge leeftijd constant complimenteren en vertellen hoe geweldig ze zijn, zullen ze het op alle vlakken beter doen, luidde de redenering. Via zelfhulp- en opvoedingsboeken raakte de ‘self-esteem movement’ ook hier in zwang. Vandaag is die opvatting gemeengoed, terwijl uit onderzoek blijkt dat overmatig prijzen niet de juiste manier is om zelfwaardering bij te brengen. Narcisme is een overtuiging die je over jezelf hebt als persoon, gevormd op basis van de informatie die je uit je omgeving meekreeg. Kortom: een kind dat constant op een voetstuk geplaatst wordt, gaat denken dat het daar thuishoort. Daardoor snakt het constant naar complimenten. Door zo’n overwaarderende opvoeding krijgen kinderen niet alleen het gevoel dat ze uitzonderlijk zijn, maar ook dat ze dat voortdurend moeten bewijzen. Als de wierook een keertje uitblijft, voelen ze zich beschaamd en teleurgesteld, wat tot woede en agressie kan lijden.’
Niet dat Eddie Brummelman gekant is tegen een compliment van tijd tot tijd. Hij pleit er vooral voor om de nadruk van prestaties naar persoonlijkheid te verschuiven. ‘Geef kinderen warmte, en laat ze zien dat aandacht en tijd niet voorwaardelijk zijn. Dat liefde iets is wat ze altijd verdienen.’ Tegelijkertijd onderstreept hij dat de ouders niets te verwijten valt. ‘Ik heb het moeilijk met termen als helikopter- of bulldozerouder: dat voelt als ouderbashen aan. Als er iets met kinderen scheelt, wijzen we te snel richting opvoeding. Terwijl alle ouders ontzettend hard hun best doen. Het is de prestatiegerichte maatschappij die de verkeerde boodschappen in opvoedingsboeken zet, en de schuld draagt.’
Keerzijde van de medaille
Jezelf het einde vinden: op papier lijkt dat geweldig. Narcissus, de mythische figuur die te boek staat als de eerste
narcist ooit, piekerde over puistjes noch kilo’s. Maar net zoals bij Narcissus, die wegkwijnde voor zijn spiegelbeeld, kan de hang naar aandacht een zware tol eisen. ‘Narcisten hebben zo’n behoefte aan bewondering dat ze de hele tijd bezig zijn met één vraag: vinden anderen mij even geweldig als ik mezelf vind? Als de bevestiging uitblijft, kan dat stress en angst veroorzaken. Narcisme gaat op lange termijn vaak samen met angststoornissen en depressies, weten we uit onderzoek.’ Ook de omgeving van een narcist kan flinke hinder ondervinden, weet Goedele Liekens. ‘Een narcist is een wolf in schaapskleren. Eerst zet hij zijn ‘nice guy’-masker op, waardoor hij de allerleukste en allerliefste partner ooit lijkt. Hij overlaadt je met complimentjes, lieve woorden en cadeaus en wil het liefst van al de hele tijd bij jou zijn. Gaandeweg lijkt het toch geen ‘en ze leefden nog lang en gelukkig’ te worden: met steekjes onder water – ‘Leuk dat je een mening hebt, schat, maar hou die liever voor dingen waar je iets van kent’ – probeert hij je zelfvertrouwen subtiel te ondermijnen, terwijl hij vrienden en familie al even slinks op afstand houdt. Een narcist staat op exclusiviteit: al jouw aandacht en bewondering zijn voor hém. Omgekeerd geldt die redenering niet. Narcisten laten een spoor van gebroken harten achter: om hun bodemloze vat te vullen, zoeken ze hun aandacht en erkenning ook telkens elders. Seks of romantiek zijn daarbij ondergeschikt. Het is de bewondering die telt. Over al dat vreemdgaan geen greintje schuld: empathie kennen ze niet.’
Kneedbare persoonlijkheid
Ontvrienden en ontwijken, die narcist? Liever niet, benadrukt Eddie Brummelman. ‘Want dan worden miljarden mensen in de eenzaamheid geduwd. Narcisme is geen zeldzame persoonlijkheidsstoornis, maar een veelvoorkomende persoonlijkheidstrek. Nog zo’n foute aanname is dat persoonlijkheidstrekken in steen gebeiteld zijn. Onze persoonlijkheid verandert in de loop van de jaren. Bovendien kunnen we er invloed op uitoefenen. Omdat narcisme gebaseerd is op kernovertuigingen die mensen in hun jeugd ontwikkelen, kan het op latere leeftijd weer afgeleerd worden. Brummelman reikt twee strategieën aan. ‘Filosofen schrijven al eeuwenlang dat we moeten proberen onszelf niet te vergelijken met anderen, maar met onszelf, zodat we geïnspireerd raken om boven onszelf uit te stijgen. Verruil het zero-sumprincipe voor het non-zero-sumprincipe, dat stelt dat iedereen waardevol kan zijn, en kan krijgen wat hij of zij wil. Dat vermindert de behoefte om telkens beter dan een ander te willen zijn. Als de competitiedrang wegvalt, komt er ruimte vrij om warme, hechte relaties aan te gaan. Ook die kunnen de narcisten helpen: bij een langdurige verbintenis kunnen superioriteitsgevoelens afzwakken en plaatsmaken voor wederkerige gevoelens van liefde.’ Tot slot benadrukt hij dat we allemaal iets kunnen doen. ‘We kunnen het tij keren door te werken aan een samenleving waarin mensen zichzelf niet voortdurend op een voetstuk hoeven te zetten om waardering te verdienen.’
Je eigen narcisme
Hoe kan je inschatten of je narcistische trekken hebt? Laten we kijken naar een aantal hoofdkenmerken van narcisme.
1. Je vindt jezelf beter dan anderen.
Je vindt jezelf speciaal en bijzonder. Je vindt je eigen bezigheden enorm belangrijk, en je wil dat anderen erkennen dat je uitzonderlijk bent: je hunkert naar bewondering. Natuurlijk kan je bepaalde talenten hebben waarmee je boven anderen
uitsteekt, maar dat betekent nog niet dat je narcistisch bent. Er is pas sprake van narcisme als je jezelf, als persoon, verheven voelt boven anderen.
2. Je kijkt neer op anderen.
Af en toe betrap je jezelf op de gedachte dat andere mensen maar middelmatige personen zijn, en dat hun levens minder interessant zijn dan dat van jou. Eigenlijk vind je dat je een voorkeursbehandeling verdient. Soms zie je andere mensen als instrument: ze helpen jou om te krijgen wat jij verlangt, namelijk bewondering. Maar als bewondering uitblijft, hebben deze mensen hun nut verloren.
3. Je ziet relaties met anderen als een competitie.
Je wil graag aantonen dat je niet zo doorsnee bent als de rest, dat je boven de grijze massa uitsteekt. Dat maakt je competitief: er kan er maar één de beste zijn, en dat ben jij. Soms krijg je dat gevoel zelfs bij je naasten, zoals je familie, vrienden of partner. Je hoopt stiekem dat ze jou nooit voorbij zullen streven.
Herken je jezelf? Dan zou je narcistische trekken kunnen hebben. Geen reden tot paniek, want zulke trekken komen veel voor, vooral in onze westerse samenleving. Desondanks is het goed om het te weten, zodat je kan begrijpen hoe die trekken ontstaan zijn en hoe je er grip op kan krijgen.