Misschien ben je minder lelijk dan je denkt: ‘body dysmorphia’ neemt toe. Experts: “Instagram verergert het”
Voel je je nooit slank genoeg? Blijf je maar fixeren op die kromme neus? Of keer je vaak terug naar de plastische chirurg? We worden alsmaar kritischer voor ons uiterlijk en dat brengt ook meer ‘body dysmorphia’ met zich mee. Zulke ‘ingebeelde lelijkheid’ is een aandoening die bijna 1 op de 100 mensen treft en ervoor zorgt dat je je constant zorgen maakt over ‘lelijke’ lichaamsdelen. Een psychiater legt uit wat je eraan kan doen. “Het maakt ook seksueel contact moeilijker.”

Voor een paar honderd euro kan je al nieuwe lippen hebben. Het klinkt als muziek in de oren van jonge vrouwen, die steeds vaker de weg vinden naar esthetische centra. Voor die groep bestaan er zelfs ‘Kylie Jenner’-pakketten: standaardbehandelingen voor neus, lippen en kaaklijn die patiënten een Instagramgezicht beloven. Ook botox en fillers zitten in de lift, met ‘dank’ aan celebs als Kim Kardashian, die veel jongeren willen imiteren.
Maar voor sommige cliënten van de dermatoloog of cosmetische chirurg is het nooit ‘goed genoeg’. Zij blíjven in de spiegel dat lelijke eendje zien. “3 tot 10 procent van hen lijdt namelijk aan body dysmorphic disorder (BDD) of body dysmorphia”, zegt psychiater Nienke Vulink van het Academisch Medisch Centrum van de Universiteit van Amsterdam. “Die personen blijven maar teruggaan naar de behandelaars. Over body dysmorphia weten die specialisten nog maar weinig. In een ideale wereld herkennen ze wie ermee worstelt, en sturen ze de cliënt door naar een psychiater.”
Spiegeltje, spiegeltje aan de wand, wat is er toch aan de hand?
Want dat is body dysmorphia: een psychische aandoening in de familie van de dwangmatige stoornissen. Zeker één op de honderd mensen worstelt met body dysmorphia in de algemene populatie, zegt Vulink. “‘Ingebeelde lelijkheid’ wordt de aandoening ook weleens genoemd. Maar dat is het niet: voor de patiënt is hun ‘lelijkheid’ de realiteit. Zij zien écht iets in de spiegel dat ‘fout’ is. In die zin is het begrijpelijk dat ze een dermatoloog of chirurg opzoeken. In hun ogen is dat de nuttigste hulp die ze kunnen krijgen.”
Psychiater Myriam Van Moffaert heeft ervaring met body dysmorphia sinds ze in het Universitair Ziekenhuis Gent werkte. Daar zag ze op hoeveel manieren de aandoening zich kon voordoen. “Er waren patiënten die zich op uiterlijke défauts focusten: asymmetrische borsten, een te dikke buik, te scheve neus, te korrelige huid. Anderen richtten zich dan weer op hun geur en dachten dat ze stonken. Mannen vonden vaak dat hun penis te klein of te scheef was. Ze waren er in elk geval obsessief van ’s morgens tot ’s avonds mee bezig, in die mate dat het hun leven en mentale gezondheid verstoorde.”
Urenlang checken, controleren en camoufleren
Echte body dysmorphia gaat dus verder dan onzeker zijn over je uiterlijk. “Je een uur druk maken over een pukkel op je gezicht is géén BDD”, zegt Vulink. “Je besteedt wel buitensporige aandacht aan een aspect van je uiterlijk, maar het gaat verder dan dat. Typerend is dat je tot in de kleinste details kan uitleggen wat er precies ‘fout’ is aan dat lichaamsdeel en een specifiek idee hebt van hoe het er zou moeten uitzien. En er komen dwangmatige handelingen bij: urenlang de spiegel checken, het uiterlijk controleren en de fout camoufleren. Make-up moet perféct zitten. Lukt camoufleren niet? Dan is er vaak vermijding.”
Vulink vertelt over een jonge man die zichzelf vier jaar opsloot in zijn kamer, omdat zijn body dysmorphia contact met andere mensen te pijnlijk maakte. “Het risico om weinig sociale contacten te hebben is voor iemand met BDD heel groot”, zegt Vulink. “Dat effect van BDD kan zich ook laten voelen op je werk: ik sprak ooit een man die een functie onder zijn niveau aannam om meetings te mijden die zijn BDD zouden triggeren. Of het laat zich voelen tussen de lakens: veel mensen met BDD hebben geen partner en vinden seksueel contact moeilijk.” Als die isolatie blijft aanslepen, vergroot dat de kans op een depressie. “8 op de 10 mensen met BDD ontwikkelen depressieve klachten”, zegt Vulink. “Omdat ze zich zo onbegrepen en machteloos voelen.”
Trauma’s en perfectionisme
Wie met body dysmorphia worstelt, doet dat vaak al sinds de adolescentie. “Dat maakt het moeilijk om op te sporen”, zegt Vulink. “Op die leeftijd is het natuurlijk niet abnormaal om meer op het uiterlijk te focussen.” Niet zelden ligt een traumatische ervaring mee aan de basis: voor 68 procent van wie BDD heeft, is dat zo. “Patiënten omschrijven bijvoorbeeld vaak hoe een ernstige pestervaring hen voor het eerst op dat ‘foute’ lichaamsdeel deed focussen.” Een andere mogelijke trigger is een ongewilde of plotse verandering aan je lichaam: snel kilo’s bijkomen of rimpels krijgen doordat je ouder wordt. Zeker als je er ook commentaar op krijgt.
Maar er spelen altijd nog andere factoren mee, zegt de experte. Zoals genetische aanleg. Heb jij BDD, dan hebben je familieleden van de eerste graad tien keer meer kans om het ook te hebben. “En ook je persoonlijkheid is bepalend”, zegt Vulink. “Als je perfectionistisch bent, of hoge eisen stelt aan je uiterlijk, of heel detailgericht bent in je waarnemingen.” De aandoening komt trouwens even vaak bij mannen als bij vrouwen voor. “Maar mannen zoeken gewoonlijk bij psychiatrische klachten minder hulp.”
Minstens driehonderd foto’s voor Instagram
En dan zijn er nog sociale media. “De focus op schoonheid is er enorm groot”, zegt Vulink. “Eén studie toonde dan ook aan dat sociale media absoluut een negatief effect hebben. Onderzoekers verdeelden vrouwen in groepen en stelden hen een halfuur bloot aan Instagramfoto’s. Bij de groep vrouwen die al wat onzeker waren, daalde hun zelfbeoordeling aanzienlijk. Ik herinner me zelf nog een jonge patiënte bij ons die telkens minstens driehonderd foto’s voor Instagram moest maken voor ze er eentje goed genoeg vond om te posten.”
Gelukkig raakt er steeds meer bekend over hoe body dysmorphia aangepakt kan worden. “Eerst moet de patiënt ínzien dat het probleem ruimer is dan die imperfectie”, zegt Van Moffaert. “Hij of zij moet de body dysmorphia aanvaarden.” Een behandeling daarna bestaat deels uit antidepressiva, die klachten bij 60 procent van de patiënten sterk doet dalen, en therapie. “In ons centrum doen we aan cognitieve gedragstherapie – die vaak bij dwangstoornissen wordt ingezet – in groep”, zegt Vulink.
Daarnaast kan je ook aandachtstraining, ontspanningsoefeningen of schematherapie een kans geven. “Het komt er vooral op neer dat je leert om niet meer te focussen op je ‘lelijke’ aspecten”, zegt Vulink. “En dat je getraind wordt om afleiding te zoeken. Klinkt banaal, maar voor wie echt aan body dysmorphia lijdt, kan dat een heuse strijd zijn.”
Subtypes van body dysmorphia:
• Zoom dysmorphia: een term die het daglicht zag tijdens de pandemie, toen we met z’n allen meer videocalls moesten doen. In het vakblad Facial Plastic Surgery & Aesthetic Medicine spraken artsen daar hun bezorgdheid over uit: het zou nog meer mensen onzeker maken over hun uiterlijk en doen fixeren op onvolmaaktheden. “We zagen inderdaad dat die videocalls een uitdaging waren voor onze patiënten”, bevestigt Vulink. “Tegelijk was de pandemie voor hen ook een aangename periode waarin ze zich thuis konden verschuilen.”
• Muscle dysmorphia: een vorm van body dysmorphia waarbij je focust op je lichaamsbouw en gelooft dat je niet gespierd genoeg bent. “De variant komt vooral bij mannen voor’”, zegt Vulink. Een studie stelde vast dat zo’n 2 op de 10 mannen met body dysmorphia ook symptomen vertoonden van muscle dysmorphia.
Gudrun Hespel worstelde met body dysmorphia: “Ik was graatmager, maar in de spiegel zag ik een dik, lelijk lichaam”
“Dertig procent van de patiënten met body dysmorphic disorder focust op hun vorm en gewicht, en hun ‘te dikke buik”, zegt Nienke Vulink. Ze ontwikkelen daarom niet noodzakelijk een eetstoornis, maar de twee gaan toch vaak hand in hand, vertelt de experte. “BDD is nu eenmaal een lichaamsbeeldstoornis. Daarom heeft het vaak overeenkomsten met anorexia nervosa.”
Hoe kan het dat mijn hersenen zulke rare dingen met me konden doen?
Gudrun worstelde tien jaar lang met een eetstoornis. Boven op haar anorexia nervosa kwam een zware body dysmorphia. “In de spiegel en op foto’s zag ik altijd een dik, lelijk lichaam. Terwijl iedereen in mijn omgeving zei dat ik graatmager was, en ik zelf óók die lage cijfertjes op de weegschaal zag. Maar de mindfuck is zo sterk. Mijn eigen ogen zullen me toch niet bedriegen, dacht ik. Als ik die foto’s van mijn magere lijf nu terugzie, sta ik versteld. Hoe kan het dat mijn hersenen zulke rare dingen met me konden doen?”
“Ik was er in die periode van overtuigd dat mijn vriendinnen slanker waren”, vertelt Gudrun. “Ook al bewees de weegschaal het omgekeerde. Ik schaamde me ook over mijn ‘gigantische flaporen’ – die ik niet eens had. En mijn kin en mijn neus leken in de spiegel ook afschuwelijk. Die imperfecties werden een fixatie. Dat maakte het moeilijk om onder de mensen te komen: ik was ervan overtuigd dat zij geen zin hadden om op mijn lelijke lichaam te kijken. Sprak iemand me aan over mijn vertekende zelfbeeld, dan werd ik boos. Het kán toch niet dat mijn ogen iets zien dat niet klopt, reageerde ik.”
Gudrun ging in behandeling voor haar eetstoornis, waardoor ze ook haar body dysmorphia aanpakte. “Ik herinner me een oefening waarbij ik met een touw op de grond een cirkel moest maken zo groot als de omtrek van mijn middel. Het verschil was gigantisch. Toch hebben we nooit expliciet aan die body dysmorphia gewerkt. Door heel langzaam aan die eetstoornis te overwinnen, verdween ook mijn vertekend zelfbeeld. Nu zie ik mezelf weer zoals ik ben. Ik kijk niet meer constant in de spiegel. Alleen heel soms, op een slechte dag of als iets me triggert. Maar dan weet ik gelukkig: mijn hoofd doet even raar, er is niks mis met mijn lijf.”