Ook onder de hersenpan zijn man en vrouw anders: “Het brein van vrouwen is kleiner, maar werkt harder”
Vrouwen hebben een kleiner brein en minder hersencellen, maar dat betekent niet dat we moeten onderdoen voor mannen. Volgens psychiater en neurowetenschapper Iris Sommer spelen we het met ons compacter brein klaar om dezelfde denkprestaties neer te zetten. Meer zelfs, de unieke samenstelling van ons roze brein heeft heel wat voordelen. “Niet alleen ons afweersysteem is actiever, maar we zijn ook vriendelijker, bedachtzamer, taalvaardiger én stressbestendiger.”

Professor Iris Sommer, psychiater en hoogleraar biomedische wetenschappen (UMC Groningen), valt meteen met de deur in huis: “Al bij de geboorte hebben meisjes kleinere hersenen en minder hersencellen. Tijdens de puberteit wordt het verschil nog groter, hoewel de hersenen van meisjes twee jaar eerder rijpen. Op volwassen leeftijd leidt dat tot opmerkelijke verschillen. Het opvallendst is het verschil in grootte: volwassen vrouwen hebben gemiddeld 11 procent minder hersenvolume - oftewel 150 gram - óók wanneer je corrigeert voor lichaamslengte of gewicht. Bovendien moeten vrouwen het stellen met 17 procent minder hersencellen.”
Voor een leek lijken die 150 gram en 17 procent misschien niet veel. Maar in de biologie is het: hoe groter het brein, des te slimmer het dier. Of het kind. Binnen families zijn de nakomelingen met de grootste schedelomtrek gemiddeld het intelligentst. Ook het omgekeerde gaat op. “Bij mensen met alzheimer of parkinson, maar ook bij patiënten met psychiatrische aandoeningen of depressie, gaat een klein deel van de hersencellen verloren. Het gaat over één of enkele procenten, maar toch leidt dit tot achteruitgang van de verstandelijke vermogens.”
Biologisch unicum
Deze breinfeiten illustreren waarom we het vrouwenbrein met recht een reden een biologisch unicum kunnen noemen. Want, het is dan wel kleiner en lichter, het hoeft qua functioneren niet onder te doen. Daarmee vormt het een uitzondering op de regel dat groter altijd beter is. “Als een vrouw en een man dezelfde opleiding kregen, is hun IQ echt gelijkwaardig. Vrouwen spelen het klaar om met een compacter brein én minder hersencellen dezelfde denkprestaties neer te zetten.”
Dit mysterie ontrafelde prof. Sommer in haar nieuwste boek. “Het voornaamste verschil: vrouwen hebben een kleinere ‘motor’, maar hij haalt een hoger toerental. Per kubieke centimeter hersenvolume hebben vrouwen een hogere verbranding, waardoor ze hun hersencellen 15 procent harder kunnen laten werken. Daarnaast zijn er aanwijzingen dat de architectuur van het hersenweefsel anders is: vrouwen hebben minder hersencellen, maar per cel maken die wel meer verbindingen met andere zenuwcellen. Met kwaliteit compenseren ze dus kwantiteit.”
“Tot slot is ook de breinstructuur verschillend”, vervolgt ze. “Om zo veel mogelijk oppervlak kwijt te kunnen in die kleine schedel, moeten de lagen hersencellen zo klein mogelijk opgevouwen worden. Dat vouwpatroon heet de ‘gyrificatie’ van het brein. Hoe meer gyrificatie, des te meer er in de schedel past. Bij vrouwen is de gyrificatie hoger dan bij mannen: het vrouwenbrein heeft dus proportioneel een groter oppervlak." Maar daar stopt het niet: ook verschillen op het vlak van persoonlijkheid en het immuun- en stresssysteem laten zich deels verklaren door het gender van ons brein.
De voordelen van het vrouwelijke brein
1. Vrouwen zijn bedachtzamer
“De invloed van oestrogeen en testosteron op de ontwikkeling en werking van het brein valt niet te onderschatten”, stelt prof. Sommer. Zo wordt de breinrijping beïnvloed door de geslachtshormonen, wat het groeitempoverschil tussen jongens en meisjes verklaart. “Meisjes komen gemiddeld twee jaar eerder in de puberteit. Daardoor zet het proces van hersenrijping zich eerder in. Daar halen meisjes cognitief voordeel uit: gemiddeld genomen zijn ze beter in plannen, impulsen beheersen en kritisch naar zichzelf kijken. Dat vind je terug in de schoolresultaten: niet alleen maken meisjes vaker hun middelbare school af, er kiezen ook meer jonge vrouwen dan mannen voor de hogeschool of universiteit. Mannen halen die vaardigheden na hun 25ste in, maar dan is het voor een academische carrière soms al te laat.”
Toch blijft impulsiviteit – en daarmee de neiging om risico’s te nemen – ook in de volwassen jaren samenhangen met een hoog testosteronniveau. “Vrouwen zijn algemeen gezien bedachtzamer, dat zie je in de statistieken. Of het nu gaat over druggebruik, diefstal, geweldpleging, het veroorzaken van verkeersongelukken of snelheidsovertredingen, altijd weer is het aantal mannelijke plegers fors hoger.” Kanttekening: rond hun vijftigste à zestigste daalt hun testosterongehalte, waardoor de neiging tot impulsief gedrag afneemt.
Maar ...
“Door het testosteron zijn mannen meer op zoek naar beloning. Dat ze er risico of conflict bij moeten nemen, houdt hen niet gauw tegen. Vrouwen daarentegen denken veel meer na over mogelijke negatieve gevolgen. Daardoor raken ze minder snel in netelige situaties verzeild, maar gaan ze ook minder snel kansen grijpen en sneller aan zichzelf twijfelen. Meisjes ontwikkelen ook sneller een laag zelfbeeld dan jongens. Het is dan ook cruciaal dat hun kunnen voldoende bevestigd wordt.”
2. Vrouwen hebben een actiever afweersysteem
“Het immuunsysteem van vrouwen reageert gemiddeld gezien sneller en heftiger op een bacterie of virus. Dat heeft nog een voordeel: vrouwen kampen minder vaak met ernstige symptomen of complicaties en genezen ook vlugger. Kijk maar naar de huidige corona-epidemie: er liggen meer mannen dan vrouwen op intensieve zorg en het aantal vrouwen dat sterft aan het virus is significant lager.”
Zo’n actief immuunsysteem heeft nog meer voordelen. “De immuuncellen van vrouwen sporen eerder voorstadia van kanker of kleine kankergezwellen op, en kunnen ze dan nog uitschakelen. Jonge vrouwen hebben daardoor een kleinere kans op kanker dan jonge mannen. Vooral darmkanker komt bij vrouwen iets minder vaak voor. Dat voordeel blijft lang aanwezig: pas na de menopauze wordt de immuunreactiviteit van vrouwen wat minder.”
Dat actievere immuunsysteem heeft een link met de sekseverschillen in het brein, stelt prof. Sommer. “De hersenen hebben hun eigen immuuncellen, de microglia, oftewel de opruimers van het brein. Bij vrouwen zijn deze opruimers actiever, waardoor er al vroeg meer stamcellen opgepeuzeld worden. Daardoor houden vrouwen 17 procent minder zenuwcellen in de hersenen over, maar ontstaat er wel ruimte en energie voor nieuwe verbindingen.”
Maar ...
“Sekseverschillen in het immuunsysteem beïnvloeden ook de kans om bepaalde hersenaandoeningen te krijgen. Aandoeningen die vaker, eerder of ernstiger bij vrouwen voorkomen zijn anorexia, angststoornissen, depressie, multiple sclerose (MS) en de ziekte van Alzheimer. Mannen zijn gevoeliger voor autisme, ADHD, het syndroom van Gilles de la Tourette, schizofrenie, ALS en de ziekte van Parkinson.”
“Ten tweede richt het immuunsysteem van vrouwen zich ook sneller tegen prikkels die niet per se kwaadaardig zijn: allergische aandoeningen – met astma op kop – treffen vrouwen vaker dan mannen. Experimenten met muizen met een vorm van astma laten zien dat testosteron de immuuncellen in de longen rustiger maakt.”
“Tot slot komen auto-immuunziekten zoals colitis ulcerosa en de ziekte van Sjögren gemiddeld tien keer vaker voor bij vrouwen dan bij mannen. Daarbij valt je afweer de eigen gezonde cellen van je lichaam aan.”
3. Vrouwen zijn vriendelijker
“Persoonlijkheid wordt vaak gemeten met de ‘Big Five’, een vragenlijst die vijf persoonlijkheidskenmerken peilt: extraversie, neuroticisme, gewetensvolheid, openheid en vriendelijkheid. Uit de studies die de verdeling van de verschillende persoonlijkheden wereldwijd in kaart brachten, kwamen twee interessante bevindingen voort. Zo scoorden vrouwen duidelijk hoger op het kenmerk vriendelijkheid. Ook op extraversie en openheid scoorden ze iets hoger. Te danken aan sociale verwachtingspatronen, dachten wetenschappers. Toch bleek de verdeling in andere continenten, zoals Azië en Afrika, ook redelijk constant: verschillen tussen landen bedroegen doorgaans minder dan 2 procent. Was er een sterker verschil in sociale rollen in een land, dan resulteerde dat juist in kleinere man-vrouwverschillen in persoonlijkheid. Hoewel we verwachten dat verschillen in persoonlijkheid ook door maatschappelijke normen bepaald worden, kunnen we uit dit onderzoek alleen concluderen dat het effect van de geslachtshormonen niet onderschat mag worden.”
Maar ...
“Transmannen die testosteron kregen, waren sneller geïrriteerd. Maar tegelijk voelden ze zich zelfverzekerder, en waren ze minder geneigd om zichzelf bescheiden op te stellen. Onderzoek bevestigt bijvoorbeeld dat mannen hun intelligentie duidelijk hoger inschatten dan vrouwen. Voor vrouwen is die bescheidenheid niet handig: als je de slaagkans te laag inschat, zal je je ambitie bijstellen. Vrouwen zijn ook eerder conflictmijdend: ze doen er alles aan om een ander geen schade te berokkenen, ook al gaat dat ten koste van hun eigen voordeel.”
4. Vrouwen zijn taalvaardiger
“Vrouwen zijn in het voordeel waar het taaltaken betreft: zowel op het vlak van begrijpend lezen als schrijven scoren ze ietsje beter. Wat vooral opvalt, is dat vrouwen rapper van tong zijn: ze vinden sneller de juiste woorden, met dank aan het vrouwelijke geslachtshormoon. Dat verschil hebben we opgemerkt bij transvrouwen: de oestrogeentherapie bleek een significant effect te hebben op hun spraaktaalvermogen, dat merkbaar verbeterde.”
Maar ...
Veel uitgesprokener dan het verschil in taalvaardigheid, is dat in ruimtelijk inzicht. En helaas: het cliché dat vrouwen niet kunnen kaartlezen of parkeren, is niet uit de lucht gegrepen. “Deze twee vaardigheden doen een beroep op het ruimtelijk voorstellingsvermogen. Dat is gemiddeld beter ontwikkeld bij mannen. Testosteron heeft duidelijk een positieve invloed op het ruimtelijk inzicht, terwijl oestrogeen een negatief effect heeft. En omdat mannen gemiddeld gezien meer interesse hebben in technisch speelgoed en games, scherpen ze deze vaardigheid sowieso meer aan tijdens hun jonge jaren. Die voorliefde is gedeeltelijk te verklaren door ‘nurture’ – als maatschappij maken we nog steeds de opdeling in jongens- en meisjesspeelgoed – maar wordt ook aangestuurd door de ‘nature’, de hormonen. De combinatie van natuurlijke aanleg en training zorgt er trouwens ook voor dat mannen beter scoren qua reactiesnelheid.” Maar: vrouwen kunnen dan weer beter risico’s inschatten. En ook dat ruimtelijk voorstellingsvermogen hoeft ons niet eeuwig parten te spelen. “Oefening baart kunst: een virtueel schietspelletje is bijvoorbeeld een ideale training.”
5. Vrouwen reageren minder heftig op stress
“Wanneer mannen en vrouwen aan dezelfde stressfactor worden blootgesteld, reageren mannen gemiddeld heftiger dan vrouwen. Vooral bij sociale stress is dat effect merkbaar: nadat een groep mannen en vrouwen een presentatie had moeten geven voor een kritisch publiek, werden hun cortisolniveau en bloeddruk gemeten. Het stresshormoon piekte bij mannen, en ook hun bloeddruk schoot de hoogte in. Bij vrouwen was er slechts een minieme stijging van de cortisolspiegel. En: hoe hoger het oestrogeengehalte, hoe lager de stressrespons. Tegelijk beschermt oestrogeen vrouwen tegen de ongunstige effecten van langdurige stress op de hersenen: ze blijven helder en alert.”
Maar ...
“De lichamelijke reflex zegt niks over de emotionele beleving. Onze stressrespons begint in de hersenen, met het waarnemen van een bedreiging. Die waarneming is subjectief: wat je als stressor ervaart, hangt samen met je persoonlijkheid. En net daar trekken vrouwen wél aan het kortste eind. Het wereldwijde Big Five-persoonlijkheidsonderzoek wees uit dat vrouwen 16 procent hoger scoren op neuroticisme, oftewel piekergedrag en de neiging om risico’s te mijden. Ook dat verschil ontstaat in de puberteit: testosteron maakt onbevreesd, oestrogeen zorgt ervoor dat je meer gaat twijfelen over alles. Vrouwen zijn bijvoorbeeld geneigd om taken die ze best zouden kunnen, uit de weg te gaan.”
Meer lezen? Het Vrouwenbrein, Iris Sommer (Atlas Contact, 21,99 euro)