Oei, ik groei (niet): de gevaren van een kind dat te vroeg of te laat pubert. “Je wil niet dat je tiener zich geïsoleerd voelt of een lager zelfbeeld ontwikkelt”
Puberen tussen Barbie en K3, of op je vijftiende nog steeds tevergeefs speuren naar dat eerste snorhaar: een tiener die qua ontwikkeling voor- of achterloopt op leeftijdsgenoten voelt zich meestal een vreemde eend in de bijt. Maar is er ook echt reden tot paniek? “In de meerderheid van de gevallen is er lichamelijk niets mis, maar het kan natuurlijk wél zorgen voor psychologisch ongemak”, zegt kinderendocrinologe Inge Gies.

Puistjes, lichaamsbeharing en hormonen op hol: als de puberteit zich aandient, zal je het geweten hebben. Al die lichamelijke veranderingen bezorgen niet alleen het lijdend voorwerp zelf, maar ook heel wat mama’s en papa’s kopzorgen, zeker als een en ander te snel of te laat lijkt te komen. “We krijgen hier heel wat bezorgde ouders over de vloer”, vertelt Inge Gies, kinderendocrinologe bij het UZ Brussel. “Uiteraard is die bezorgdheid oprecht, maar in de meerderheid van de gevallen is hun dochter of zoon niet abnormaal vroeg of laat.”
Strips lezen of blootblaadjes?
Maar ook al is er lichamelijk niks mis, mentaal kan het wel een grote impact hebben op je kind. “Kinderen vergelijken zichzelf constant met anderen”, zegt prof. Gies. Wie het gevoel krijgt dat hij of zij ‘anders’ is, kan daar mentaal echt onder lijden: denk bijvoorbeeld aan het negenjarige meisje dat tijdens de zwemles opmerkt dat zij de enige is met okselhaar, of de tienerjongen die jaren op rij de kleinste van de klas blijft.”
“En niet alleen fysiek zijn er duidelijke verschillen merkbaar. Wanneer de productie van het mannelijk of vrouwelijk geslachtshormoon op gang komt, heeft dat ook een effect op de hersenen. Vooral dan op de voorste kwab, die betrokken is bij psychische functies als sociaal gedrag en impulsbeheersing.” Die verandering zorgt ervoor dat typisch pubergedrag zijn intrede doet en de tiener specifieke ‘puberinteresses’ begint te ontwikkelen.
Op de speelplaats speelt ook dat een grote rol: terwijl een ‘late’ jongen nog wil voetballen of met zijn neus in de stripverhalen zit, hebben klasgenoten al interesse in magazines waarin de personages net wat minder om het lijf hebben. “In bepaalde gevallen gaat het kind zich daardoor geïsoleerd voelen en ontwikkelt het een lager zelfbeeld. Meteen de reden waarom we tijdens consultaties rekening houden met zowel het lichamelijke als het psychologische aspect. Frappant: bij jongens komt de klacht dat ze geen aansluiting meer vinden bij leeftijdsgenoten vaak terug. Dat hebben meisjes minder. Zij worstelen vooral met het fysiek ‘anders-zijn’.”
Meisjes zijn sneller dan jongens
Vooral over meisjes wordt gezegd dat ze (te) snel groot worden, lichamelijk dan. Prof. Gies bevestigt dat meisjes eerder geneigd zijn om een vervroegde puberteit door te maken, terwijl een latere puberteit couranter is bij jongens. “Meisjes starten gemiddeld met puberen rond de leeftijd van 10,5 jaar: dan treedt de borstontwikkeling op, om ongeveer twee jaar later gevolgd te worden door de menstruatie. Bij jongens wijst de groei van de teelballen erop dat de puberteit zich in gang trekt. Dat gebeurt rond 11,5 jaar. Daarop volgt de groeischeut. Zo’n twee jaar daarna verzwaart de stem en start de snor- en baardontwikkeling.”
Algemeen gezien is er dus meestal geen reden om aan de alarmbel te trekken. Al blijven er natuurlijk specifieke uitzonderingen. Prof. Gies: “Bij jongens mogen de testikels niet voor hun negende beginnen groeien. Bij meisjes mag er geen borstvorming optreden voor hun achtste en ze mogen hun regels niet voor hun tiende krijgen. Diverse factoren kunnen een rol spelen, zoals bepaalde variaties in de genen. In dat geval zie je bijvoorbeeld dat alle vrouwen in de familie er vroeg bij zijn. Bovendien puberen kinderen met Afrikaanse of Latijns-Amerikaanse roots gemiddeld wat vroeger.”
Hormoonverstoorders
Daarnaast vormt obesitas een risicofactor. Inge Gies: “Het hebben van een zekere vetmassa is een voorwaarde om te kunnen puberen. De puberteitshormonen worden namelijk geactiveerd in het vetweefsel. Een teveel aan vet op jonge leeftijd zou de hersenen als het ware misleiden, waardoor meisjes te vroeg in de puberteit belanden. Of hetzelfde geldt voor jongens? We zien dat obese jongens ofwel net heel vroeg, of juist heel laat beginnen te puberen. Een wetenschappelijke verklaring is daar nog niet voor gevonden.”
Ook de impact van vervuilende stoffen in het milieu blijkt niet te onderschatten. “Een aantal pesticiden en plasticderivaten – zoals ftalaten en bisfenolen – lijken qua molecuulstructuur heel sterk op het vrouwelijk hormoon. Op die manier kunnen ze ons lichaam in verwarring brengen. Dergelijke hormoonverstoorders lijken vooral een invloed te hebben op de borstontwikkeling van meisjes. Dat er een effect is, staat vast. Hoe groot de blootstelling precies moet zijn vooraleer er sprake is van een ongunstige invloed, wordt nog onderzocht.”
Wanneer moet je kind behandeld worden?
In Denemarken vertoont 0,2 procent van de meisjes jonger dan acht puberteitskenmerken. Exacte cijfers voor ons land zijn er niet, maar het betreft sowieso een kleine minderheid. “Krijgen we toch zo’n patiënt over de vloer, dan gaan we eerst na of er geen achterliggend probleem is, zoals een cyste op de eierstokken of een borstklier die tijdelijk wat vergroot is. Maar meestal vinden we geen duidelijke oorzaak.”
“Meisjes die op hun zesde of zevende al beginnen te puberen, hebben meer kans op overgewicht, cardiovasculaire ziektes en borstkanker. Dan is een behandeling echt wel aangewezen en wordt er medicatie toegediend die de aanmaak van het geslachtshormoon tijdelijk stillegt. Zodra we stoppen met die injecties, start de puberteit weer vanzelf. Neveneffecten – ouders vrezen soms dat dit middel leidt tot een verminderde vruchtbaarheid – zijn er niet, zo wees langdurig onderzoek uit.”
En de behandeling voor laatbloeiers?
Wanneer een meisje op 13,5 jaar nog steeds geen borstjes heeft of de testikels van een 14-jarige jongen nog niet vergroot zijn, is er sprake van een vertraagde puberteit. Geen reden tot paniek, wel voor een doktersbezoek. Prof. Gies: “We brengen dan een aantal factoren in kaart. Of een van de ouders ook een laatbloeier was, bijvoorbeeld. In zulke gevallen volgen we de patiënt wel goed op, maar grijpen we zelden in.”
“Heel uitzonderlijk spelen er andere factoren. Bloedonderzoek kan bijvoorbeeld uitwijzen dat de aanmaak van de geslachtshormonen sputtert. In uitzonderlijke gevallen helpen we de natuur dan een handje, met pillen, pleisters of injecties met mannelijk of vrouwelijk hormoon. Het betreft hier een tijdelijke behandeling van een half tot anderhalf jaar. Bijwerkingen zijn er amper. Lichamelijk duurt het enkele maanden vooraleer het resultaat zichtbaar is, maar psychologisch werkt het meteen. Laatbloeiers worden gemiddeld gezien trouwens groter: zij blijven meestal nog zo’n twee à drie jaar langer doorgroeien dan leeftijdsgenoten die hun spurt wat vroeger kregen.”